Kostenbatenanalyse voor een brug over het IJ: ervaringen van de Stichting Luchttunnel
- Vanaf 1989 ontwikkelde Amsterdammer Flip van den Bergh zijn plan voor een hoge brug over het IJ nabij het Centraal Station, de Luchttunnel genaamd. In 1991 werd de Stichting Luchttunnel opgericht, die op dit moment de FLIJover propageert (zie www.flijover.nl).
- In 1991 werd in de Amsterdamse gemeenteraad een motie aangenomen waarin het College werd opgedragen onderzoek naar een vaste oeververbinding over het IJ ten oosten van het Centraal Station te laten doen waarbij ook de Luchttunnel betrokken moest worden.
- In de rapportage van de Dienst Ruimtelijke Ordening naar aanleiding van dit onderzoek kwamen een aantal bezwaren tegen de Luchttunnel naar voren: de op- en afritten waren te steil voor het lightrail-voertuig dat door de Luchttunnel zou moeten gaan rijden en een bocht in het traject was te scherp voor railvoertuigen. Verder zag men problemen bij de aansluiting op het CS en verwachtte men problemen met het klimaat in de tunnelbuis. Dat dat brug te duur zou worden en onrendabel zou zijn, werd nergens opgemerkt. Een serieuze kosten-batenanalyse werd niet gemaakt. Vervolgonderzoek werd niet gedaan.
- Na overleg met medewerkers van Hollandia Kloos Grootint werd besloten de railverbinding uit de Luchttunnel te halen en de brug alleen voor voetgangers en fietsers te bestemmen.
Scriptie Meeuwissen
In november 1993 verscheen de doctoraalscriptie van student Ruimtelijke Bedrijfseconomie Roelf Meeuwissen van de Vrije Universiteit. Hij onderzocht de economische haalbaarheid van de Luchttunnel.
Hij concludeerde onder andere het volgende:
- De bouw en exploitatie van de brug zorgt voor substantiële werkgelegenheidseffecten.
- De brug zal het vestigingsmilieu op de noordelijke IJ-oever versterken.
- De brug kan helpen bij het verschuiven van de zogenaamde modal split ten gunste van de fiets.
Voor een investeringsanalyse ging Meeuwissen uit van het volgende (de bedragen zijn in guldens):
Investering: 200 miljoen (zie verderop voor de bron van deze schatting)
Looptijd: 30 jaar
Risicovrije rentevoet: 6,5%
Exploitatiekosten: 20 miljoen
Overheveling van exploitatie veren: 7,57 miljoen
Zijn berekeningen van de zogenaamde Netto Contante Waarde lieten zien dat deze nog positief zou uitvallen in het volgende geval:
- 12.500 overstekers op een werkdag voor 4 gulden per retour
- 6250 overstekers op een weekend-dag voor 4 gulden per retour
- 3000 toeristen per dag voor 12,50 gulden per bezoek
Inmiddels wil de Stichting Luchttunnel overstekers gratis toelaten tot de brug. Als we bovenstaande cijfers omrekenen zodat alle inkomsten terecht komen bij de toeristen, dan zouden deze ruim 26 gulden (prijspeil 1993) moeten betalen. Het totaal aantal toeristen voor de brug zou daarmee op bijna 1,1 miljoen per jaar komen. Dat is minder dan bijv. het aantal bezoekers aan het Anne Frankhuis.
Boekje
In 1997 verscheen het boekje ‘Een Luchttunnel voor Amsterdam; brug naar de toekomst’. Daarin stond onder andere een bijdrage van drs. H.A. van Gent, de universitair docent Vervoerseconomie op de VU die Roelf Meeuwissen had begeleid bij zijn scriptie.
Van Gent meldde onder meer:
- - De brug bevindt zich niet in het spanningsveld tussen economie en milieu en een maatschappelijke kostenbatenanalyse heeft weinig zin.
- Een dagelijks aantal toeristen van 3500 voor de brug moet gerealiseerd kunnen worden gezien de (toenmalige) aantallen bezoekers aan o.a. de rondvaarten, het Rijksmuseum, etc.
- Meer toeristen zouden naar de brug komen als er bijv. een congresgebouw of een attractie in Noord zou zijn.
In hetzelfde boekje legde ir. H. de Jong van de TU Delft uit dat de Luchttunnel technisch gezien geen problemen zou opleveren en hij gaf ook een globale schatting van de kosten van de brug, inclusief voorzieningen: 200 miljoen gulden.